De Heere zoeken en vinden

Mijn zoon, zo gij mijn redenen aanneemt en mijn geboden bij u weglegt, om uw oren naar wijsheid te doen opmerken, zo gij uw hart tot verstandigheid neigt, ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid, zo gij haar zoekt als zilver en naspeurt als verborgen schatten, dan zult gij de vreze des Heeren verstaan en zult de kennis Gods vinden.

(Spreuken 2:1-5; de woorden van Salomo, koning van Israël 971-931 bc)

VEEL MENSEN DWALEN ver van God af, verkennen alle aantrekkelijkheden van deze huidige wereld, maar vinden niets wezenlijks en ontmoeten veel pijn en teleurstelling onderweg. Toch, terwijl de jaren voorbij gaan, klampen ze zich haast wanhopig vast aan de levensstijl die hen in de steek liet. Koning Salomo lijkt te zeggen: ‘Konden we nu maar oude, wijze hoofden op jonge schou­ders zetten en daarmee de volgende generatie bevrijden van het bedrog van een zinloze wereld die hun verstand, harten en zielen zal stelen en nooit haar beloften zal houden’. Er is duidelijke tederheid in de oproep – “Mijn zoon, zo gij mijn redenen aanneemt”. Als we maar naar God zouden luisteren en ons tot Hem zouden wenden, dan zouden we grote ontdekkingen doen en ontelbare ervaringen van Zijn betrokkenheid bij ons leven ontvangen. We zouden wijsheid verkrijgen, en
onderscheidingsvermogen zou dan ook de onze zijn. Echter, er staat een klein maar onmisbaar woordje in de weg – ‘Als . . . als . . . als . . .’ Als we alleen maar zijn woorden zouden aannemen. Dat kleine woordje ‘als’ is hier de voorwaarde waar van af hangt of we de Heere zullen vinden of niet.

Om Salomo’s oproep ten volle tot ons door te laten dringen, zullen we eerst kijken naar zijn beschrijving van de manier waarop God Zijn boodschap heeft overgebracht aan de mensheid. Daarna zullen we zien hoe we Hem moeten zoeken.

Gods boodschap in duidelijke woorden “Mijn zoon, zo gij mijn redenen [i.e. woorden] aanneemt”. Dit zijn Salomo’s woorden. Van meer betekenis is echter dat het Gods woorden zijn. We merken op dat Salomo hier niet spreekt over het aannemen van zijn onderwijs of instructie, maar van zijn redenen [i.e. woorden].

Dit herinnert ons eraan dat Gods boodschap altijd in betekenisvolle woorden is uitgedrukt.

Het is geen ondoorgrondelijke, mysterieuze boodschap; een vaag, complex iets waar je levenslang de tijd voor moet nemen om het door te krijgen. Er zijn ongetwijfeld moeilijke en diepe dingen in Gods openbaring, maar al het onmisbare is aan ons geopenbaard in duidelijke woorden, zoals de feiten over God, Wie Hij is, wat Zijn karakter is, Zijn bedoeling met de schepping van de mensheid, waar de mensheid viel, wat God gedaan heeft om ons te redden, hoe we Hem kunnen vinden en met Hem mogen wandelen.

Al deze dingen zijn in de Bijbel in duidelijke, begrijpelijke woorden uitgedrukt. De fundamentele zaken die ons leven kunnen verlichten en ons tot God brengen zijn door God geopenbaard in een betekenisvolle vorm van woorden. Deze waarheden veranderen nooit.

Gods boodschap is daarom geen mysterie. We komen niet dichter In de Statenvertaling vertaald met ‘zo’. bij God door jarenlange transcendente meditatie, of door het jagen naar vreemde gevoelens en mystieke inzichten. De boodschap van God bestaat ook niet uit een soort woorden die voor elke persoon iets anders betekenen. Het is geen vreemde, religieuze abracadabra die niet onder woorden gebracht kan worden. Koning Salomo zegt in feite: ‘Luister naar mijn woorden. Ik ga de waarheid over God en de
manier waarop je Hem kunt vinden, onderwijzen in duidelijke taal, door een aantal leefregels en begrijpelijke uitspraken’.

De Bijbel is het boek van God waarin ons een logische boodschap is gegeven over onze afscheiding van God, de verzoening die voor onze zonden gemaakt is door Jezus Christus en de mogelijkheid tot beke­ring. Er wordt ons verteld hoe Christus de Zaligmaker uit de hemel kwam om de straf op de zonde te dragen voor allen die in Hem vertrouwen voor de vergeving van de zonden. We worden aangespoord Hem te zoeken en een persoonlijke relatie met Hem aan te gaan. Er wordt ons verteld dat, als we dit doen, we Hem zullen vinden en Hij ons leven dramatisch zal veranderen. We zullen Hem kennen, in dit leven en daarna voor eeuwig. Dezelfde funda­mentele waarheden zijn meerdere malen door de Bijbelboeken heen herhaald om ons begrip ervan te bekrachtigen.

We zouden boven alles dit moeten leren van Salomo’s beroemde oproep: we kunnen God niet vinden door het onderzoeken en bestuderen van diverse religies. We kunnen Hem alleen vinden door te luisteren naar Zijn geopenbaarde Woord, waarin Hij Zichzelf verklaart en uitlegt hoe Hij zielen redt. Als we dit geloven en er gehoor aan geven, zullen we de Heere vinden. Salomo zegt: “Mijn zoon, zo gij mijn redenen aanneemt”.

Salomo beschrijft Gods boodschap ook met een andere term wanneer hij ons vertelt dat wij Zijn geboden bij ons weg moeten leggen. Geboden zijn eenvoudigweg bevelen. Dit woord leert ons dat de boodschap van God geen optie is, maar iets dat we verplicht zijn te gehoorzamen. Gods woorden dragen de kracht van de wet voor iedere menselijke ziel. Als we door een politieagent gestopt werden voor te hard rijden, zouden we dan zeggen: ‘Ik ben niet verbaasd agent, dat u zegt dat ik zo hard reed. Maar als u nu aan de kant gaat, dan rijd ik verder en zal ik er eens over na denken wat een redelijke snelheid is?’

Dat zou zeker een boete voor ons betekenen. Denk er aan dat we uiteindelijk geoordeeld zullen worden over onze reactie op Gods Woord. De Heere spreekt overredend en smekend in Zijn barmhartigheid. Maar vergis je niet in het feit dat Hij alle mensen overal beveelt zich te bekeren en te gehoorzamen. We moeten het gezag van de boodschap nooit uit het oog verliezen, alleen omdat het vol ontferming gegeven is. Er is geen alternatief voor Gods manier om ons te redden en er is geen ruimte voor ons om een eigen, andere weg te bedenken.

Beantwoorden leidt tot bekering

Door Salomo’s oproep om “uw oren naar wijsheid te doen opmerken en uw hart tot verstandigheid te neigen”, worden enkele voordelen van bekeerd zijn naar voren gebracht. Beseffen we wat God bereid is ons te geven? Hij zal echte wijsheid geven, dat is, bekwaamheid in het omgaan met het leven. Hij zal ons het vermogen geven met Hem verbonden te zijn, te bidden, Zijn Woord te begrij­pen en Zijn leiding te ervaren. God is bereid deze vaardigheden te verlenen aan allen die luisteren naar Zijn woorden en ze beant­woorden.

Salomo gaat verder door de ervaring van het vinden van de Heere als volgt te beschrijven: “Dan zult gij de vreze des Heeren verstaan en zult de kennis Gods vinden”. Hier vinden we een prachtig beeld van bekering. Het ene moment ben ik geen gelovige, ben ik me niet bewust van God en heb ik geen relatie met Hem. Het volgende moment, in de bekering, ervaar ik Zijn kracht in mijn leven. Ik merk dan dat de eeuwige en heilige God vol is van barmhartigheid en vriendelijkheid.

Plotseling begrijp ik waarom christenen groot ontzag voor Hem hebben en Hem liefhebben. Nu weet ik waarom hun harten geheel voor Hem zijn. Ik kan het nu zien, omdat ik Zijn goedheid zelf gezien en een grote verandering in mijn natuur gevoeld heb.

Voor de bekering was God er niet. Hij was slechts een theorie of mogelijkheid. Nu, na de bekering, begrijpen en waarderen we Zijn wijsheid en kracht, omdat ons karakter en onze verlangens veranderd zijn. Dat is bekeerd zijn – “de vreze des Heeren te verstaan”.

Hoe kunnen we tot deze ervaring komen? Wat betekent het in de Heere te geloven en Hem te vinden? We zullen hier kijken naar de werkwoorden die Salomo gebruikt om ons de weg te wijzen.

1. Geloven is Gods woorden aannemen

Allereerst spoort Salomo ons aan – “Mijn zoon, zo gij mijn redenen aanneemt”. ‘Aannemen’ is een doe-woord, en dat is precies wat hier met het originele Hebreeuwse woord bedoeld wordt. Het betekent aanvaarden, omhelzen. Dit begint wanneer iemand luistert met de juiste houding, een respectvolle houding. Je luistert niet met achterdocht, alsof je zegt: ‘Wat hoor ik nu? Ik zal er m’n gedachten eens over laten gaan, maar ik ben zeer terughoudend om het te geloven.

Ik ben ook van plan elk gedeelte, elke zin ervan te bekri­tiseren en er mijn vraagtekens bij te zetten.’ We kunnen niet argwanend of met hooghartige, cynische onverschilligheid luisteren. De enige goede manier om naar Gods woorden te luisteren is met nederige openheid. ‘Aannemen’ betekent iets tot je nemen, het waar­deren en bewaren. We moeten dit boek van God nederig lezen, zeggend: ‘Heere, helpt U mij om de boodschap van dit Boek te zien.’

‘Het is waar’, moeten we zeggen, ‘en een barmhartige God biedt de zaligheid als een gift aan. Hij onderwijst mij over Zichzelf. Hier ben ik, een van God afgesneden zondige opstandeling. En de machtige God van de hemel vertelt mij over Zichzelf en over hoe ik Hem kan vinden. Wat zal mijn reactie zijn? Ik zal het tot me nemen en het me eigen maken. Ik zal het geloven en omhelzen’. Dit is de enige manier om Gods woord te benaderen. Luister zeker met al je verstandelijke vermogens, maar niet op een vijandige, kritische of ongelovige manier, alsof Gods boodschap een onaangenaam iets is. Luister ook niet op een neerbuigende manier, alsof jij superieur bent en God een ondergeschikt persoon is. Luister naar God als je Maker en Rechter en wees ontvankelijk. Dan zul je duidelijk de woorden zien die je tot het leven zullen leiden.

2. Geloven is een levenslange verbintenis maken

“Zo gij mijn geboden bij u weglegt”, is Salomo’s volgende kern­ werkwoord om ons te vertellen hoe we moeten geloven. Het Hebreeuwse woord vertaald met ‘wegleggen’ betekent opslaan, bewaren. Het lijkt alsof dit betekent dat we Gods Woord uit het hoofd moeten leren, maar het betekent vooral: maak het je voor altijd eigen.

Gods redding verandert mensen voor de rest van hun leven en voor eeuwig. Realiseren we dat dit is waar het om gaat en waar we naar moeten verlangen?

Sommige studenten kijken op het laatste moment voor het examen, vol, vol zenuwen, de stof nog over. Ze zijn er niet allermeest in geïnteresseerd hoe lang ze de feiten die ze herzien zullen onthouden. Het enige dat van belang is, is dat ze ze onthouden voor het examen.

Gods boodschap kan niet op deze manier ontvangen worden. Het heeft geen nut te zeggen: ‘Op dit moment ga ik net door een problematische fase en ben ik best geïnteresseerd in wat U te zeggen hebt. Het zou genoeg voor me zijn als God me even uit mijn huidige crisis kan halen; daarna zien we wel weer’. Dit is niet Gods boodschap aannemen, want het is Gods doel mensen te redden voor tijd en eeuwigheid, niet hen te helpen voor een paar weken of maanden.

Gods boodschap geloven betekent dat ik accepteer dat mijn leven totaal veranderd zal worden door Zijn kracht en dat ik verlang Zijn dienstknecht en kind te worden in dit leven en voor altijd. We moeten zeggen: ‘De Bijbel heeft levenslange en eeuwige gevolgen voor mij. Ik verlang ernaar het eigendom van de Heere te zijn, voor nu en voor altijd. Deze boodschap is niet zoals alle andere dingen die ik leer. Dit is de zaligheid voor mijn eeuwige ziel’. Als we tot de Heere komen in deze houding, dan zal God ons zeker vergeven en aannemen.

3. Geloven is onverdeelde aandacht geven

Salomo’s volgende werkwoord maakt ook een essentieel aspect van echt geloof duidelijk. Hij zegt: “om uw oren naar wijsheid te doen opmerken”. Te ‘doen opmerken naar’ duidt het op één ding gericht zijn aan. De hond spitst zijn oren om te horen en mensen tillen vaak hun hoofd op om te luisteren. ‘De oren te doen opmerken’ is zorgvuldige en onverdeelde aandacht geven aan maar één ding. Er zijn veel dingen in deze tijd die ons onder druk zetten. ‘Ga met ons!’ zegt een goddeloze wereld, ‘kom en voeg je bij ons’.

Een grote mix van stemmen roept om aandacht en daartussen is de stem van God in de Bijbel. Hoe zullen we deze echter ooit duidelijk horen of geloven, terwijl onze aandacht getrokken wordt naar andere dingen? We zullen Zijn boodschap nooit begrijpen, ondanks de duidelijkheid ervan, noch de aandrang ervan voelen wanneer onze gedachten volledig in bezit genomen zijn door de dingen van deze wereld, zoals de jacht naar egoïstische ambitie of bezit en dergelijke.

We zullen de Heere nooit vinden als we maar één keer per week naar Hem luisteren en de rest van de week onze aandacht aan de aantrekkelijkheden en verleidingen van een goddeloze levensstijl geven. Als we zeggen: ‘Ik heb zoveel interesses en ik moet dit en dat eerst nog bereiken’, zullen we nooit tot bekering komen. ‘Kies voor de stem van God’, zegt Salomo, ‘richt je hoofd erop, wees één en al oor voor elk woord, sluit al het andere buiten en luister aandachtig’.

Je moet terechtkomen op het punt waar je zegt: ‘Ik ben een verlo­ren iemand, geestelijk van God afgesneden en dit is Gods waarheid. Dit is een boodschap over leven en eeuwigheid. Het vertelt me over bekering en de betekenis van het leven. Om de zaligheid te ontvangen zal ik alleen naar Gods boodschap luisteren en het de hoogste prioriteit geven’.

4. Geloven is overgeven en gehoorzamen

Hebben we de juiste houding in het zoeken van de Heere? Salomo voegt een andere wezenlijke raad toe, als hij zegt: “Zo gij uw hart tot verstandigheid neigt”. Het Hebreeuwse woord vertaald met ‘neigen’ betekent strekken of buigen. Het is alsof het hart eigenwijs en niet flexibel is en moet buigen om te kunnen geloven, en dat is waar. Van nature zijn we opstandig en verzetten we ons. We hebben vast­gestelde meningen waar we ons met grote hardnekkigheid aan vastklampen.

We zeggen niet gemakkelijk: ‘Alles wat ik ooit dacht is fout en nu zal ik naar God luisteren. Deze boodschap roept om mijn reactie. Ik moet gereed zijn mijn hart en verstand aan Hem te geven en mezelf aan Hem over te geven’.

Gods Woord geloven houdt niet alleen in dat we geloven dat Christus voor zondaren stierf om vergeving en eeuwig leven te ver­werven, ook al is dit alles zeer essentieel. Het gaat om het leven van een nieuw leven in gehoorzaamheid aan Zijn leiding. Salomo roept ons daarom op ons hart te buigen en te strekken. ‘Buig neer’, lijkt hij te zeggen, ‘geef jezelf over, geef jezelf en gehoorzaam de roep van Gods Woord’.

5. Geloven is je trots opgeven

Salomo’s volgende oproep laat zien dat een waar geloof een nederige houding heeft die groot respect voor God toont. Hoe kunnen we echt geloven als we geen besef hebben van Zijn majesteit en glorie? Hoe kunnen we Zijn woorden aannemen als we geen besef hebben van onze nietigheid en zondigheid in Zijn ogen? Hoe kunnen we een boodschap die waarschuwt voor oordeel en hel geloven zonder de drang van onze verloren staat te voelen? Salomo zegt het zo: “Ja, zo gij tot het verstand roept”.

Koning Salomo schreef veel korte gelijkenissen in het boek Spreuken. Het beeld hier is dat van een kind dat een ouder om iets roept. Dit geeft een ondergeschikt persoon weer die iets verzoekt van iemand die over hem gesteld is; een jongere die iets vraagt van een oudere.

De hulpeloze ondergeschikte roept om dat wat hij dringend nodig heeft. Een kind verlangt iets dat hij niet voor zichzelf kan krijgen, daarom moet hij pleiten met degene die hem ervan kan voorzien. Dit is de manier waarop de Almachtige God benaderd moet worden door zondige mensen die vergeving en bekering zoeken.

Welke dingen missen we en waar kunnen we onszelf niet van voorzien? We kunnen de vergeving van onze zonden niet zeker stellen door iets wat wij kunnen doen. Ook kunnen we geen geestelijk leven voor onszelf produceren, zodat we in relatie met God kunnen staan.

Zonder de hulp van God kunnen we zelfs de boodschap van zaligheid niet begrijpen. We zijn arme, verloren zondaren die de Zaligmaker nodig hebben, en geloven is deze noden voelen en zien dat alleen Christus erin kan voorzien. Daarom roepen we uit tot God, onze zondigheid en hulpeloosheid erkennend. Daarom ver­ trouwen we alleen in de wonderlijke daad van Christus, de tweede Persoon van de Godheid, Die op aarde kwam als onze Zondedrager om verzoening te doen voor zondaren.

Trotse, zelfgenoegzame en zelfverzekerde mensen kunnen niet tot God roepen. Ze kunnen het proberen, maar hun gebeden hebben een holle klank, omdat ze zeggen, bijna met tegenzin en zonder besef van schuld en gevaar: ‘God, als U er bent, laat Uzelf dan aan me zien’. Dit is geen echt gebed en God zal het niet beantwoorden.

De persoon die gelooft in de boodschap van Gods Woord roept tot God als iemand die in grote nood verkeert. Hij roept om vergeving en een nieuw leven als iemand die zich echt verlaat op wat de Zaligmaker heeft gedaan.

6. Geloven is de afstand tussen God en ons begrijpen

Salomo breidt zijn illustratie nu uit om een ander aspect te laten zien van de juiste manier om tot God te komen. Hij spreekt van de noodzaak voor ons om onze “stem te verheffen tot de verstandig­heid”.

Dit is niet meer het beeld van een kind die door de kamer naar zijn moeder roept, maar van iemand die ver weg is en luidkeels moet schreeuwen om gehoord te worden. Misschien een kind dat wegrent door de velden en zich plotseling bewust wordt van de afstand tussen hem en zijn ouders. Of een handelaar die op grote afstand voorbijgaat en aangeroepen moet worden.

‘De stem verheffen’ suggereert een grote afstand. Dit is een andere factor die ons moet opschrikken als we de Heere zoeken in onze hopeloze geestelijke staat. Als we onbekeerd zijn, zijn we ver van God en hebben we geen omgang met Hem, geen hulp, geen leiding, ja eigenlijk niets. We leven slechts als materialistische schepsels, onder de veroordeling van de God Die ons maakte en Wiens gezag en vriendelijkheid we afgewezen hebben.

We moeten erkennen dat we van God gescheiden worden door een kloof van schuld en dat we in gevaar voor de eeuwigheid verkeren. Dit is de houding van oprecht gebed die ons bij God zal brengen. Als we komen zeggen we niet: ‘Ik ben een fatsoenlijk persoon, Heere, maar ik heb een klein beetje genade nodig: help me daarom in mijn leven’.

We komen als zondaren die ver van Hem verwijderd zijn. We pleiten of Hij ons nabij wil trekken en ons nieuw leven en een inige relatie met Hem wil geven. Salomo beeldt de oprechtheid die we nodig hebben af met een dringende, luide roep.

7. Geloven is verlangen naar bekering

Nog meer hulp komt van Salomo in zijn woorden: “Zo gij haar [geestelijke wijsheid en kennis] zoekt als zilver”. Het Hebreeuwse woord vertaald met ‘zoeken’ betekent eenvoudig het zoeken naar iets dat je niet bezit of verloren bent. De zoektocht is hier echter wel bijzonder intensief omdat er gezocht wordt naar iets van grote waarde, namelijk zilver, dat verwijst naar ambachtelijke ornamenten van grote schoonheid en waarde. Hier wordt een handelaar beschreven die de beste artikelen uitzoekt van vaklieden in vele steden. Het is zijn bestaan; de voorspoed en overleving van zijn familie hangt af van zijn succes. Hij heeft oog voor wat goed is en wordt getrokken naar de plaatsen waar de beste kunstvoorwerpen te vinden zijn.

De toepassing van het beeld is als volgt: Gods zaligheid (vergeving, nieuw leven en wandelen met de Heere) is zoals waardevol zilver en objecten van onberekenbare waarde en ongeëvenaarde schoonheid voor de handelaar uit de oudheid. Hoezeer moeten wij dan naar deze dingen verlangen als we de bronnen ervan opzoeken, zoals Gods Woord en een kerk waar de weg der zaligheid uitgelegd wordt.

Zoals de zilverzoeker zich geen moeite spaarde om zijn prijs te verkrijgen, zo moeten wij niet rusten voordat de schat van zaligheid de onze is. We zullen tot God gaan in gebed, verlangend naar de zekere ervaring van Zijn aanraking in ons leven. We moeten tegen de barmhartige God zeggen dat ons leven niets is zonder Christus en zonder het nieuwe begin dat Hij alleen kan geven en dat we deze dingen als de grootste gift in de wereld zullen beschouwen. Wat is waardevoller dan er zeker van te zijn dat onze zonden vergeven zijn. Er zeker van te mogen zijn dat Christus, de Verlosser en enige Middelaar tussen God en de mensen, onze Zaligmaker is. Dit, zegt Salomo, is de welgemeende houding van iemand die de Heere oprecht zoekt – Hij is van onschatbare waarde!

8. Geloven is een vasthoudend zoeker zijn

De laatste woorden van hulp door Salomo voor het zoeken van de zaligheid op de juiste manier zijn een waarschuwing voor de belemmeringen en gevaren die er zijn voor hen die zoeken. Ze vertellen ook hoe we ermee om moeten gaan. Salomo zegt: “Zo gij haar zoekt als zilver en naspeurt als verborgen schatten, dan zult gij de vreze des Heeren verstaan”.

Het Hebreeuwse woord zoeken verwijst, zoals we zagen, naar het zoeken naar iets dat niet al te moeilijk te vinden is. Het woord naspeuren spreekt echter over iets dat diep verborgen of bedekt is.

Het verwijst naar mijnbouw. Het gaat over het uitgraven van de rots om waardevolle metalen en edelstenen te vinden. Mijnbouw was hard en vies werk in de tijd van de Bijbel. Dit beeld is zeer toepas­selijk voor de moeilijkheden én voor het grote loon in het zoeken van de Heere.

Het beeld van mijnbouw illustreert heel goed ons zoeken naar zegeningen, die op het moment van ons zoeken nog onzichtbaar zijn, verborgen in de rots. We beginnen tot God te bidden en zeggen: ‘O Heere, ik heb berouw over mijn zonden; openbaar Uzelf aan mij en maak me één van Uw kinderen. Heere, verander me en geef me geestelijk leven’. Op het moment dat we bidden is deze zegening echter nog onbekend voor ons. In zekere zin bidden we in het duister, omdat we geen persoonlijke ervaring van Gods liefde en kracht hebben en we hebben Zijn nabijheid nog niet gevoeld.

We zeggen: ‘Ik ben er nog niet, Heere. Ik heb Uw hand nog niet gevoeld in mijn leven. Ik ben buitengesloten. O Heere, ik zie dat ik een verloren zondaar ben, buitengesloten uit de hemel, onbekeerd en ver van U. Heere, mag ik U vinden, U ontdekken, U kennen en me aan U vasthouden’.

Wat lijkt dit veel op het uitgraven van de rots op zoek naar waardevolle stenen! De mijnbouwer verlangt ernaar de waardevolle dingen te ontdekken. En ook al kunnen we als zoekers niets bijdragen aan het waarborgen van onze vergeving, toch is er een moeilijke kant aan zoeken. Beeld je het pijnlijke zwoegen van de mijnbouw in voordat er explosieven waren. Beeld je de trillende spieren en ­geschaafde knokkels in, de uren en dagen van geduldig tunnelgraven.

Beeld je ook de sterke verleiding in de mijn te verlaten en naar de frisse lucht te ontvluchten. Het is hetzelfde in het zoeken van de Heere. Als de zoeker op weg gaat naar de kerk of een Bijbel opent, begint de verleider zijn hart en geest naar andere dingen te trekken. ‘Kijk televisie; doe dit of doe dat. Doe van alles, maar zoek de Heere niet’. De zoeker moet deze afleidingen echter aan de kant duwen en volharden om Gods Woord te horen en te bidden om de zaligheid. Als zoeker moet je nooit de vijandschap van onze geestelijke vijand, de duivel, vergeten en moet je vastbesloten zijn je niet te laten afleiden.

Mijnbouw hield ook gevaar en angst in omdat schaften instortten, rotsen vielen en overstromingen voorkwamen. Op soortgelijke manier ontmoet degene die de Heere zoekt vaak gevaren en pijn, zoals de minachting van vrienden of het opgeven van zondige gewoonten waar hij diep aan verbonden is geraakt. Velen zijn gestopt met het zoeken van de Heere uit angst voor deze moeilijkheden. Maar zoals de mijnbouwer uit het verleden banger was voor armoede en honger dan voor de gevaren van de mijn, zo moet de persoon die Gods Woord gelooft ook bezorgder zijn over de doelloosheid van een goddeloos leven, de dood van de ziel en een verloren eeuwigheid dan over de minachting van vrienden en andere hindernissen.

Mijnbouw (in de tijd van de Bijbel) beeldt nog een andere hindernis uit voor degenen die de Heere zoeken. Het was vol van twijfel en ontmoedigende invloeden. In die tijd koste het vele weken om een tunnel van slechts 3 tot 6 meter de rots in te graven. De eigenaar van de mijn vroeg zich vele angstige uren lang af of er iets van waarde gevonden zou worden. Zouden het bloed, zweet, het zwoegen en de kosten het waard zijn? Zullen ze uiteindelijk goud of zilver vinden?

Wanneer we de Heere zoeken is de duivel erop uit ons met voortdurende twijfels af te leiden en te ontmoedigen. We worden verleid tot het in twijfel trekken van het bestaan van God, het karakter en de boodschap van God. Als we vasthoudend zijn in ons zoeken kunnen we zelfs verleid worden onze oprechtheid in twijfel te trekken. Degene die de Heere zoekt moet echter zijn vertrouwen stellen op de beloften van God. Hij moet geloven dat hij God zal vinden door bekering en geloof en al deze twijfels aan de kant vegen.

Mijnbouw geeft nog een ander aspect weer van de manier waarop we de Heere moeten zoeken. Mijnbouw is per slot van rekening een proces van het verwijderen van ongewenste aarde, vuil en rots om iets van waarde te verkrijgen en proces van het zoeken en vinden van de Heere is precies hetzelfde. Het houdt berouw over en bekering van mijn zonden in. Het gaat gepaard met een vertrouwen in wat Christus op Golgotha gedaan heeft om mijn vuile schuld weg te nemen. Het is het uitroepen tot God om het wegnemen van mijn eigenwillige, ongevoelige, egoïstische, onbekeerde hart en om het geven van een nieuw hart. God kan niet gevonden worden totdat Christus de schuld en het vuil van de zonde wegneemt. De ­­onbetaalbare schat der zaligheid kan niet gevonden worden zonder oprecht berouw en bekering.

Als laatste geeft het mijnbouwbeeld, ondanks dat het de moeilijke kant van zoeken laat zien, ook de grote genade van God weer. Hoe moeilijk mijnbouw ook was in de tijd van de Bijbel, het kon de mijnbouwers een levenslang fortuin brengen. Een boer arbeidde mogelijk zijn hele leven lang en kon daarmee slechts in de basale behoeften van zijn familie voorzien. Een mijnbouwer die goud vond hoefde echter nooit meer te werken. In drie maanden tijd kon hij zichzelf in een wereld van blijvende weelde en luxe gebracht hebben.

Toch maakte de mijnbouwer het goud of zilver, of de waardevolle stenen die hij vond niet zelf. Hij had zijn vondsten niet uitgevonden noch ontworpen en hij maakte ze ook niet tot voorwerpen van schoon­heid. Toch ontving hij meer dan ieder ander die in die dagen in de handel werkte. Hem viel een ‘ontdekte schat’ te beurt.

Wat een beeld is dit van wat er gebeurt als we Gods Woord geloven en Hem zoeken! Het enige dat wij doen is geloven, berouw hebben en tonen en om de zaligheid vragen en wat is dat? Mijn ‘zwoegen’ is werkelijk niets vergeleken met de onschatbare waarde van mijn zaligheid. De Zaligmaker betaalde volkomen voor mijn zaligheid, toen Hij leed in mijn plaats, voor mijn zonde en Zijn eigen volmaakte gerechtigheid opofferde om een eeuwige zegen voor mij te verwer­ ven. Ik verdien niets, maar ik ontvang alles – vergeving, nieuw leven, opname in Gods gezin en eeuwige schatten. Als een verdoemde en schuldige zondaar ontvang ik door Gods gave de eeuwige zaligheid voor mijn ziel. De ‘genade’ van God (Zijn onverdiende gunst aan mij) is mijn enige hoop en vertrouwen.

‘Als we op deze manier de Heere zoeken’, zegt Salomo, “dan zult gij de vreze des Heeren verstaan en zult de kennis Gods vinden”. Hij zal onze roep horen, Hij zal onze zonden afwassen en ons brengen tot een bewust weten dat we Hem toebehoren en dat Hij ons gered heeft.

Laat geen onmisbaar element weg uit een zoekend gebed, als je je zonden belijdt en berouw toont, je volkomen vertrouwen in het werk van Christus Jezus belijdt en je leven geheel en voor altijd aan Hem overgeeft.