Wijst de Heere ons werkelijk de weg?

‘Nu dan, als ik dan genade heb gevonden in Uw ogen, maak mij toch Uw weg bekend.’ (Exodus 33 vers 13).

Dertig jaar geleden zou geen enkele Bijbelse christen de vraag gesteld hebben die als titel boven dit hoofdstuk staat. Zij die Christus volgden, waren diep overtuigd van de noodzaak van het zoeken naar de leiding van de Heere in alle belangrijke beslissingen in het leven. Maar door de enorme verwatering en achteruitgang van Bijbels onderwijs gelooft men niet meer dat God voor elk van Zijn kinderen een speciaal doel en plan heeft in dit leven. Wat eens als zo bijzonder en fundamenteel werd gezien, is nu aan de kant geschoven alsof wij God niet meer zouden hoeven vragen om leiding in de grote dingen van het leven.

Het eerste deel van dit hoofdstuk behandelt deze nieuwe visie en bewijst dat de oude leer gegrond is op de Schriften. Wij moeten dit eerst helder hebben voordat wij willen leren over Gods leiding in het leven. Wijst God Zijn kinderen de weg, of niet? Moeten wij naar Zijn wil vragen op cruciale momenten in ons leven, of kunnen wij zelf bepalen wat we doen? Het zoeken naar Gods leiding betekent niet zozeer dat wij tot in detail te weten zullen komen wat de weg van de Heere met ons is. Wel zoeken wij bewust naar de wil van de Heere door Hem te vragen om hulp en leiding. Daarin maken wij eigen motieven ondergeschikt, wegen wij de voors-en-tegens tegen elkaar af, laten wij ons leiden door Bijbelse principes, en luisteren wij naar het advies van medegelovigen.

Dit eerste hoofdstuk staat wat op zichzelf omdat er namen genoemd worden van prominente voorstanders van deze nieuw visie waarbij zij ook worden geciteerd. Er scheen geen andere manier om de dingen duidelijk te maken. Ook al verwerpen wij de ideeën van de mensen die worden genoemd, wij zeggen nadrukkelijk niets over hun persoonlijk geloof en oprechtheid. Hoe dan ook, de schrijver gelooft dat deze nieuwe visie een grote dwaling is die met alle macht moet worden tegengestaan, omdat het een zeer verwoestende uitwerking heeft op onze gehoorzaamheid aan de Schrift en het dienen van de Heere.

De lancering van de nieuwe visie

De publieke lancering van deze nieuwe visie vond plaats in 1980, toen twee evangelische christenen in Amerika een boek (ruim 450 pagina’s) hadden geschreven met de titel “Decision Making and the Will of God”[1] (Het nemen van beslissingen en de wil van God). Garry Friesen en Robin Maxson stellen hierin de traditionele visie op de leiding van God in het leven aan de kaak. Dit boek boekte enorme successen en had al heel gauw een grote invloed op evangelische groeperingen. De auteurs proberen een alternatief te geven voor de aloude kijk op hoe de Heere het leven van Zijn kinderen leidt. Zij vegen de vloer aan met de idee dat God een speciaal doel heeft voor het leven van elk van Zijn kinderen.

Andere schrijvers haakten al gauw aan, bijvoorbeeld Arthur Johnson, een hoogopgeleide evangelische man, die het boek schreef “Faith misguided: Exposing the Dangers of Mysticism”[2] (Het geloof misleid: de gevaren van mystiek aangetoond). Dit is voor het overgrote deel een goed boek als het uitlegt wat mysticisme (geheimzinnig en onverklaarbaar) is en hoe dit doorgedrongen is in de Bijbelgetrouwe evangelische groeperingen (in het bijzonder door het onderwijs van Watchman Nee en de charismatische beweging). De auteur valt echter ook in scherpe bewoordingen de traditionele visie op de leiding van God aan. Hij citeert Friesen en Maxson en sluit zich bij hen aan in het afkeuren van de traditionele visie en ook hij geeft hiervan een verkeerde voorstelling.

Het is moeilijk om te zien hoe de een na de ander zich uitspreekt tegen de persoonlijke leiding van de Heere in het leven. Deze reactie is gedeeltelijk te verklaren als tegenreactie op de onbezonnen overtuiging van bepaalde christenen die claimen dat zij de directe leiding van de Geest ervaren. Toch is het verkeerd om daarom met het kind het badwater weg te gooien en de leiding van de Heere in het algemeen te ontkennen.

Friesen en Maxson beweren herhaaldelijk in hun boek dat de Bijbel nergens zegt dat God een specifiek doel heeft met iemands leven tot in het kleinste detail (cursief door Dr. P.Masters). Maar alleen al door dit te zeggen laten zij zien hoe zij de boodschap van de oude visie over het hoofd zien. De aloude visie heeft nooit voorgestaan dat God ons leidt tot in het kleinste detail van ons leven, wel in de grote zaken, zoals wij uit zullen leggen. Met minachting gaan zij voorbij aan de vele voorbeelden in de Bijbel waarin de Heere Zijn kinderen leidt; deze gebeurtenissen zijn volgens hen uniek en kwamen sporadisch voor. Met andere woorden, zij zijn niet relevant voor vandaag. Wij zijn het hier hartgrondig mee oneens en sluiten ons aan bij de grote meerderheid van christelijke leraars door de jaren heen, die altijd hebben onderwezen dat het doel van deze Bijbelse geschiedenissen is om ons te laten zien hoe de Heere Zijn volk leidt.

Friesen en Maxson gaan volledig voorbij aan bijvoorbeeld teksten als Spreuken 3 vers 5-6 ‘Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet. Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken.’ Zij beweren dat dit gedeelte niets te maken heeft met leiding. Deze visie is ontzettend oppervlakkig, wat blijkt uit het niet eens op waarde kunnen schatten van de woorden wegen en paden waarvoor Salomo hier kiest. (Het belang van deze woorden komt later in dit hoofdstuk aan de orde.)

‘Christenen zijn vrij om te kiezen’

De kern van de zienswijze van Friesen en Maxson is dat het christenen volledig vrijstaat om helemaal zelf tot een beslissing te komen in de kleine en grote dingen in het leven, alleen moet die keus in overeenstemming zijn met de Bijbel. Denken wij erover om te trouwen, en met wie? Zij houden vol dat het Nieuwe Testament nergens een aanwijzing geeft dat de Heere ons leidt in deze zaken. Zij gaan zelfs zo ver dat als het over dit thema gaat, zij zeggen dat God ons de volledige vrijheid geeft om voor een huwelijk te kiezen en met wie wij zouden willen trouwen… Het is volgens hen een klassiek voorbeeld van de vrijheid die wij hebben binnen de kaders van de morele wil van God.

We zouden nog meer voorbeelden kunnen noemen van de vele onjuiste verklaringen en ideeën waar dit boek vol mee staat, maar het is juist ons doel om in dit hoofdstuk het ware karakter en de reikwijdte van de leiding van God duidelijk aan te tonen.

Samenvattend, de argumenten die Friesen, Maxson en andere auteurs hebben tegen het zoeken naar de leiding van God in ons leven, komen hierop neer:

1. God ziet christenen als gerijpte volwassenen die bekwaam genoeg zijn om hun eigen beslissingen te nemen.
2. God geeft Zijn kinderen het voorrecht om een persoonlijke keus te maken in kleine en grote zaken.
3. God wil dat Zijn kinderen leren om verstandige beslissingen te nemen in het licht van de morele en algemene voorschriften van de Bijbel.
4. Het is Gods wil dat Zijn kinderen groeien in wijsheid en het nemen van verantwoordelijkheid, en het nemen van beslissingen niet aan Hem overlaten.

Het staat buiten kijf dat deze nieuwe visie al veel schade heeft toegebracht aan het praktische christelijke leven in afhankelijkheid en toewijding aan God. Het is overduidelijk dat zodra wij niet langer rekening houden met Gods wil voor ons leven, wij zijn overgegeven aan onze eigen wensen en verlangens. Dit zal van grote invloed zijn op onze beslissingen en ook zijn wij dan sneller geneigd tot het rechtvaardigen van en het nemen van wispelturige besluiten. Zodra wij bevrijd zijn van het ons onderwerpen aan de wil van God en het willen leven naar Zijn wil, trekken wij ons gemakkelijk terug uit moeilijke situaties en blijven wij taken uit de weg gaan die veel van ons vragen. Het is merkbaar dat waar de nieuwe visie wordt aangehangen, er beduidend minder mensen hun krachten inzetten voor het werk van de Heere, dat er dan minder zondagsschoolonderwijzers en anderen in Gods koninkrijk werkzaam zijn. Wat de kant van de gelovigen betreft, zij hechten sterker aan gemakzucht en houden zich meer bezig met comfort en materiele zaken.

Het boek van Friesen-Max beschrijft hoe een van de auteurs een plaats probeert te bemachtigen als docent op een Bijbelschool. Wij kunnen hieruit opmaken dat het hem meer lijkt te gaan om het maken van carrière dan om het bedienen van het Woord van God. Het is een verdrietig voorbeeld van een ‘doe wat je wilt’-houding als men loslaat dat God een plan voor ons heeft. Het is opmerkelijk dat de auteurs alleen geloven in een algemene roeping tot predikant en niet voor een specifieke gemeente of de lengte van zijn bediening. Ook ben je als christelijk werker (in de kerkenraad of als gemeentelid) nergens aan gebonden en kun je je ambt of werk neerleggen wanneer jij dat wilt.

Kritiek op de traditionele leer

De meeste voorstanders van de nieuwe visie op Gods leiding geven een verkeerde voorstelling van de traditionele visie en maken deze belachelijk. Een van de karikaturen vereenvoudigt het proces tot drie stappen:

1. Raadpleeg de Bijbel;
2. Merk aanwijzingen van God op in de omstandigheden;
3. Let op je gevoelens, bijv. het ervaren van rust.

Natuurlijk is zo’n simpele methode voor het zoeken naar Gods leiding niet afdoende, en zoals wij zullen zien gaat de traditionele Bijbelse benadering veel verder dan dat.

Het meest voorkomende argument tegen de traditionele visie op de leiding van God is dat het niet gebruikt kan worden bij het nemen van alle beslissingen, of ze nu groot of klein zijn. Arthur Johnson bijvoorbeeld, bespot behoudende gelovigen door te zeggen dat zij wel naar Gods leiding zoeken in de grote dingen van het leven, maar niet in de kleine. Hij schrijft: ‘Zij worstelen met het vinden van Gods unieke besluit voor de keuzes in het leven. Er zijn echter maar weinig onder hen die het toepassen op de kleine beslissingen van alledag: welke schoen je ’s morgens als eerste aantrekt, of je een sinaasappel uit de hand eet, of juist sinaasappelsap drinkt bij het ontbijt.’ Het lijkt dat Dr. Johnson denkt dat als God niet bepaalt wat wij voor ontbijt hebben, Hij ons ook niet wil leiden in onze huwelijkskeuze. Een andere criticaster maakt de traditionele visie belachelijk door zich af te vragen hoe wij kunnen weten welk merk tandpasta wij volgens God moeten gebruiken. Hij redeneert: als wij zulke dagelijkse dingen beslissingen nemen met ons gezonde verstand, waarom dan niet bij de grote zaken? Deze critici vragen zich af wat de Bijbelse grond is voor dit alles, en hoe wij überhaupt kunnen weten voor welke besluiten wij God om leiding moeten vragen, en voor welke niet.

Het antwoord op deze kritiek zal overduidelijk worden uit de Schriftgedeelten die volgen, maar eerst gaan wij nog in op een andere vorm van kritiek op de oude visie. Deze tegenstanders zeggen dat als gelovigen er niet in slagen om Gods volmaakte wil te zoeken, of een belangrijke fout maken in het proces en vervolgens uitkomen op een keuze die niet volkomen naar Gods wil is, dit ingaat tegen de leer van een soevereine God. Is deze kritiek steekhoudend? Is het mogelijk om in een situatie te belanden, waarin wij het doel wat God met ons heeft in de war kunnen sturen? Natuurlijk niet, want ergens is een gelovige nooit buiten de macht van Gods wil. Als wij niet naar Gods leiding zoeken, en in plaats daarvan keuzes maken op onze gevoelens en ingevingen, dan is de verkeerde uitkomst overeenkomstig de wil van God. In deze omstandigheden zal de Heere ons tegenkomen met nare gevolgen, het zou kunnen gaan om hartzeer; het verliezen van geestelijke vruchtbaarheid, of een zwaardere kastijding.

Het is naar Gods eeuwig raadsbesluit dat wij veel ervaringen zullen opdoen waarin wij leren wat echte gehoorzaamheid is om ons zo te heiligen. Daarom kunnen wij Gods heilige en wijze wil voor ons niet tegenhouden, zelfs al maken wij de verkeerde keuzes. Romeinen 8 vers 28 zegt ‘Wij weten dat alle dingen medewerken ten goede voor degenen die God liefhebben, voor hen die naar Zijn voornemen geroepen zijn’, en zelfs onze fouten zullen meewerken aan onze heiligmaking.

Een meer recent boek dat zich uitspreekt tegen de leiding van God (‘Is That You Lord?’, Bent U dat Heere? van Dr. Gary E. Gilley) legt de nadruk op Deuteronomium 29 vers 29 ‘De verborgen dingen zijn voor de HEERE, onze God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden van deze wet.’ In een bizarre uitleg van deze tekst beweert Dr. Gilley dat als een gelovige met een situatie wordt geconfronteerd, waar geen rechtstreeks antwoord op te vinden is vanuit de Bijbel, hij gewoon zijn eigen keuze moet maken. Hij zegt dat het zoeken naar Gods niet geopenbaarde, en daarom verborgen wil niets minder is dan mystiek of vroomdoenerij. (Een andere schrijver misbruikt dezelfde tekst door te zeggen dat dat niet beter is dan het heidendom.) Met andere woorden, omdat de naam van een toekomstige man of vrouw niet geopenbaard is in de Bijbel, kan men hierin niet zoeken naar Gods leiding. Beide schrijvers zijn van gereformeerde huize, en dat laat zien dat deze nieuwe visie, ondanks dat het on-Bijbels en ongeestelijk is en het indruist tegen wat de puriteinen voorstonden, zich ook daar verspreid heeft.

Volgens zulke auteurs kunnen wij de Heere ook niet om leiding vragen in het zoeken naar een baan, omdat geen enkele hedendaagse werkgever genoemd wordt in de Bijbel. Daarom maakt onze toekomst deel uit van de niet geopenbaarde en verborgen wil van God, en zodoende is er geen leiding van God in dezen. Zij blijven volhouden dat God geen instructies heeft gegeven in het Nieuwe Testament die wijzen op het zoeken naar Gods wil in de grote dingen van het leven: waar wij zullen wonen; met wie wij zullen trouwen, zelfs niet of wij een roeping ervaren tot predikant. Wij geloven dat dit een enorme dwaling is, die gelovigen steeds verder doet afdrijven van een leven in gehoorzaamheid en toewijding aan God.

Het voorbeeld van Christus onze Heere

Als antwoord op de bewering dat er in het Nieuwe Testament geen onderwijs gegeven wordt over de leiding van God in ons leven, moeten wij ons allereerst wenden tot onze Heere en Zaligmaker, Wiens volmaakte leven het voorbeeld was van gehoorzaamheid aan de wil van God, in onze plaats. Hoe kunnen deze schrijvers zeggen dat het zoeken naar het doel wat God met ons leven heeft en Zijn wil niet genoemd worden in het Nieuwe Testament? Verbazingwekkend genoeg lijkt er in hun theologie hierover geen plaats te zijn voor Christus en dat bewijst hoever zij zijn afgedwaald in het omarmen van deze nieuwe ‘evangelische’ kijk op de Schrift. ‘Niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede’, was de uitroep van de Heere tot de Vader, toen Hij Zijn kinderen vertegenwoordigde, en een volmaakt leven leefde in hun plaats. ‘Voorwaar, voorwaar’, zei Hij, “De Zoon kan niets van Zichzelf doen, tenzij Hij den Vader dat ziet doen; want zo wat Die doet, hetzelve doet ook de Zoon desgelijks … want Ik zoek niet Mijn wil, maar den wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft’ (Johannes 5 vers 19 en 30). Deze gevoelens werden door de Heere met nadruk herhaald in Johannes 6 vers 38 en 8 vers 28 en leggen een rotsvaste theologische basis voor het ons toevertrouwen aan de leiding van de Heere in alle omstandigheden waarin wij voor een keuze komen te staan.

Het feit dat de volmaakte gehoorzaamheid van de Heere onderdeel was van het plan van zaligheid laat zien dat dit ook van ons wordt gevraagd. ‘De dienstknecht is niet meerder dan zijn Heer’ (zei Christus), en het is niet uit te leggen dat als Hij zo perfect gehoorzaam moest leven, wij gewoon kunnen doen waar wij zin hebben, als het maar voldoet aan de morele wet van God. Integendeel, het leven van onze Zaligmaker vraagt van ons hetzelfde, en ook wij moeten bidden: ‘Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede’.

Er is nog een bewijs dat het onze plicht is om ons aan de wil van de Heere te onderwerpen, en dat is het discipel of leerling zijn wat ons de evangeliën en de Handelingen der apostelen leren. Een discipel was iemand die letterlijk, lichamelijk de meester volgde die hij gekozen had, aan zijn lippen hing en deed wat hem werd opgedragen. De woorden van Christus in Johannes 10 reiken verder dan het moment van bekering: ‘Dezen doet de deurwachter open, en de schapen horen zijn stem; en hij roept zijn schapen bij name, en leidt ze uit. En wanneer hij zijn schapen uitgedreven heeft, zo gaat hij voor hen heen; en de schapen volgen hem.’ Dit is van toepassing op heel het leven van een christen, en wij kunnen de woorden van Psalm 23 horen weerklinken in dit tiende hoofdstuk van Johannes.

De nadrukkelijke belofte van de Heere dat Hij ons gebed zal horen (Johannes 15 vers 7) geldt ook zeker voor het zoeken naar Gods leiding- ‘Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, zo wat gij wilt, zult gij begeren, en het zal u geschieden.’ Dan zullen wij voortdurend vragen: ‘Heere, wat moet ik doen in mijn leven, en met mijn loopbaan? Met wie zal ik trouwen? Hoe kan ik U dienen? Heere, leid mij, geef mij helderheid van geest tijdens het denkproces, geef mij helder inzicht en onderscheidingsvermogen, weerhoud mij toch van dwaalwegen en bewaar mij ervoor dat ik de verkeerde weg in zou slaan.’ Hier volgt de puriteinse visie op leiding, verwoord door Richard Baxter in zijn boek Christian Directory:

‘Zodra je begrijpt wat het is dat je Gods eigendom bent en je daar ook aan overgeeft, zal dat je doen realiseren dat je met lichaam en ziel, geheel en al Zijn dienst toebehoort. Dat niets op aarde je gedachten zo mag bezetten of je gevoelens in beslag mag nemen, zelfs geen enkele minuut van de tijd die je krijgt. Geef de Heere wat Hem toekomt; je bent Hem verantwoording schuldig. Het zichzelf onderwerpen aan Zijn heerlijke wil is essentieel.’

Dit is het Puriteinse gedachtengoed, en juist dat wordt vandaag de dag losgelaten; maar wij moeten eraan vasthouden, omdat dit alleen het echte christenleven is. Laat men dit los, dan is de consequentie groot en verliest het christenleven zijn toewijding, zal het onvruchtbaar zijn, zal men geen heilszekerheid hebben, en uiteindelijk zal het uitmonden in een wereldgelijkvormig leven.

Het principe van de leiding van God in het leven

Wij richten ons nu op een aantal Schriftgedeelten die duidelijk maken dat gelovigen de hulp van de Heere moeten vragen bij alle belangrijke besluiten in het leven. Allereerst het gebed van Mozes in Exodus 33 vers 13: ‘zo laat mij nu Uw weg weten”. De Heere antwoordde “Mijn aangezicht zal met u gaan’. Het punt waar het in deze woorden om draait, is dat al de reizen van Mozes door God bestuurd zouden worden, en dat hij leiding zou ervaren op al zijn wegen. Voor hem lagen de omzwervingen in de woestijn; 38 jaren van zwervend rondtrekken, onnodig lang naar het scheen en zo niet te begrijpen, Mozes zou hoe dan ook door de Heere aangestuurd worden, omdat hij daarnaar zocht.

Mozes vroeg niet om minutieus uitgestippelde dagprogramma’s of een gedetailleerde gids voor alle minder belangrijke dagelijkse praktische zaken, maar om leiding mocht voor de reis, de route en de bestemming. De critici die christenen bespottelijk maken door over hen te zeggen dat zij zelf kiezen wat er op tafel komt, maar wel God vragen om leiding als het gaat om hun loopbaan en huwelijk, hebben de strekking van deze teksten over leiding volstrekt niet begrepen. Wij worden onderwezen om Gods bijzondere leiding te vragen in alle dingen die betrekking hebben op de kruispunten op onze levensweg. De belangrijkste les die we kunnen leren uit Exodus 33 vers 13 is dat het woord weg hier letterlijk bedoeld wordt- ‘Wijs mij nu de weg’. Het Hebreeuwse woord weg doelt op een betreden pad. (Het naamwoord is afgeleid van het werkwoord ‘betreden’.) Mozes vroeg de Heere om het volk te wijzen op een door de Heere Zelf gekozen pad.

Maar is het goed om de ervaring van Mozes als voorbeeld te nemen voor hoe de Heere christenen ook vandaag de dag zal leiden? Ja zeker, want de Bijbel zegt het. In 1 Korinthe 10 vers 1 tot en met 12 maakt Paulus duidelijk dat de reizen van de kinderen van Israël speciaal zijn opgeschreven als onderwijs voor gelovigen van alle tijden. Hij zegt: ‘Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden voor ons, en ze zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, over wie het einde van de eeuwen gekomen is.’ Met andere woorden, de levensreis van Mozes en de Israëlieten dient als voorbeeld van de levensreis van de gelovigen van nu. 

Het is niet moeilijk om onderscheid te maken tussen de dingen van elke dag en de zaken die betrekking hebben op onze weg door het leven. Ons dagelijkse eten houdt geen verband met ons doel in het leven, evenals iemands geestelijke roeping en het dragen van vrucht. Ook een automerk verhoudt zich er niet toe, al wil de Heere zeker helpen bij het uitzoeken ervan in antwoord op ons gebed hiervoor. Zoals alle dure uitgaven moet de aanschaf van een auto voldoen aan dat wat de Bijbel ons hierover zegt. Wij moeten begeerten en onnodige uitgaven en luxe mijden; al heeft de beslissing hierover niet direct betrekking op onze levensweg. De keuze voor een huwelijkspartner heeft wel invloed op de rest van ons leven. Hetzelfde geldt voor onze loopbaan, en de keuze voor een kerkelijke gemeente. Waar iemand besluit te wonen heeft grote gevolgen voor zijn levensweg.

David gebruikt in Psalm 25 vers 4 – een andere belangrijke tekst over leiding- de metafoor van een reis, ook al is hij overduidelijk niet op reis. Hij gebruikt deze woorden in een figuurlijke zin en past ze toe op de levensweg, als hij bidt: ‘HEERE! maak mij Uw wegen (letterlijk: betreden paden) bekend, leer mij Uw paden (letterlijk: veel gebruikte wegen).’ Hij gebruikt deze termen precies op dezelfde wijze als Mozes dat deed.

De voorstanders van de ‘nieuwe visie’ zeggen dat David hier alleen maar vraagt om onderwezen te worden in een godzalige levensstijl. Dit doet echter grote afbreuk aan de tekst, omdat de psalm vol staat met woorden die gaan over de ‘reis door het leven’.

In Psalm 27 vers 11 gebruikt David dezelfde terminologie opnieuw: ‘HEERE! leer mij Uw weg, en leid mij in het rechte pad, om mijner verspieders wil.’ Het gebruik van de woorden wegen en routes verwijzen onmiskenbaar naar belangrijke gebeurtenissen in het leven van David.

In Psalm 32 vers 8 en 9 zien wij opnieuw het woord weg terugkomen, met de illustratie van een paard of muilezel die met teugels in bedwang gehouden moet worden door de ruiter. Hier is het de Heere die zegt: ‘Ik zal u onderwijzen en leren van de weg die gij gaan zult: Ik zal raad geven; Mijn oog zal op u zijn. Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit, opdat het tot u niet genake.’ David had ernstig gezondigd, waarschijnlijk gaat het hier over de zonde met Bathseba- maar nu is hij overtuigd van zijn zonde (zoals in Psalm 51) en heeft hij berouw. Hij is niet langer stijfkoppig zoals een paard of muilezel, maar ontvankelijk voor Gods leiding.

Zij die de nieuwe visie op leiding promoten, zeggen dat het in deze tekst alleen gaat over Davids gedrag, en dat het niets van doen heeft met leiding. Waar het om draait is dat David hier niet alleen tegen Gods geboden had gezondigd, maar ook dat hij naliet om Gods wil te zoeken in de grote dingen van het leven: zaken die niet alleen te maken hadden met zijn toekomst, maar ook met dat van zijn koninkrijk. Hij gaf geen leiding aan de strijd en was een intieme relatie aangegaan met levenslange gevolgen. Zijn immorele gedrag is wat, maar ook zijn eigengereidheid over welke plaats hij in zou nemen en welke rol hij op zich zou nemen.

Deze verzen houden ons daarom voor dat wij ons moeten onderwerpen aan Gods leiding over de belangrijke dingen van onze levensweg. Zoals het paard duidelijke aanwijzingen nodig heeft van zijn ruiter, zo hebben ook wij de besturing van de Heere nodig om Hem te kunnen dienen. Deze tekst verbiedt het ons om zelf te bepalen waar wij heen zullen gaan en wat wij zullen doen, ook al denken wij verstandig genoeg te zijn om dat zelf te kunnen beslissen. De tekst omvat zowel een gebod, een waarschuwing en een belofte.

In Psalm 37 vers 5 schrijft David deze geliefde woorden ‘Wentel uw weg op den HEERE, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken.’ Omdat in deze psalm de leefstijl van de gelovige en de ongelovige tegenover elkaar worden gezet, denken sommigen dat de term weg verwijst naar iemands levensstijl. Toch is het duidelijk dat het hier voornamelijk gaat over de levensweg en de keuzes die daarbij horen, omdat het thema levensweg voortdurend in deze psalm naar voren komt, waarbij de verre toekomst van de rechtvaardige steeds genoemd wordt. Christelijke verklaarders door de eeuwen heen hebben deze tekst altijd op deze manier uitgelegd, maar auteurs van de nieuwe visie hebben dit schaamteloos achter zich gelaten.

Psalm 48 vers 15 geeft ons een andere belangrijk inzicht: ‘Want deze God is onze God, eeuwig en altoos; Hij zal ons geleiden tot den dood toe.’ Wat voor soort gids wordt hier bedoeld? Het Hebreeuwse woord betekent drijver, bijvoorbeeld iemand die dieren drijft of een kar bestuurt. Met andere woorden, een gids, bestuurder; iemand die de richting bepaalt. De context van deze tekst is de barmhartigheid en de trouw van God; Hij bepaalt de omstandigheden en het geluk van Zijn kinderen tot het graf. Om deze geweldige tekst zo tekort te doen door te stellen dat het hier alleen zou gaan over de leiding die God geeft in morele zaken (zoals Friesen en Maxson doen), is zoveel als het verwateren van de duidelijke betekenis van het geïnspireerde Woord van God. De Heere heeft in deze psalm Zijn eigen bemoeienis met de belangrijkste dingen in het leven van Zijn kinderen laten illustreren aan de hand van het beeld van een gids, die beter dan zijn dieren weet welke richting hij moet kiezen, en de route voor de reis bepaald heeft.

In Spreuken 3 vers 5 en 6 wordt opnieuw de vergelijking gemaakt met een levensreis door het gebruiken van de woorden wegen en paden. Salomo schrijft daar de welbekende verzen: ‘Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet. Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken.’ Zij die kritiek uiten op de traditionele visie, trekken vurig van leer tegen het woord leiden. Zij willen niet dat God de hand heeft in de belangrijke beslissingen van ons leven en komen snel met de conclusie dat het originele woord in het Hebreeuws glad of recht maken betekent. Gewapend met de ‘vertaling’ dat de tekst voornamelijk een gezegend leven belooft aan hen die Gods geboden houden.

Opnieuw zien wij hier de uitleg van de Schrift versmald waarin God een ‘uitvoerend’ God is die boven alles staat, en onze weg recht zal maken. Met andere woorden, als wij weigeren om God als bestuurder van ons leven te erkennen, zullen onze wegen ons frustrerend en zinloos toeschijnen. Ons leven zal dan weinig vruchtbaar zijn. Maar als wij onze eigen wil en zelfbeschikking verzaken, en Zijn leiding zoeken, dan zal Hij onze weg zo leiden dat het een duidelijke en betekenisvolle weg voor ons zal zijn. Het taalgebruik heeft de bedoeling om ons te laten zien dat God Zelf iets zal doen aan de route en de inhoud van onze levensweg. Het is alleen Hem voorbehouden om leiding te geven in de grote dingen van het leven.

De schrijvers van de nieuwe visie ontnemen ons een andere belangrijke belofte dat God ons zal leiden in Jesaja 58 vers 11, waar de profeet zegt: ‘En de HEERE zal u voortdurend leiden’. De context (vers 6-12) is voorwaardelijk. Als de gelovige medelijden toont met de beproefden (dit houdt ook in dat wij getuigen naar hen die in geestelijke nood zijn), dan zal God deze gelovige zegenen met licht, leiding, en zal hij een ander tot zegen zijn. De schrijvers die zich tegen de traditionele visie keren, versmallen deze belofte tot de idee dat als wij een hart voor de ander hebben en een goed mens zijn, God voor ons zal zorgen. Zij laten het principe leiding achterwege. Toch betekent de vertaling vanuit het Hebreeuws letterlijk het geven van leiding. Het wordt gebruikt om te beschrijven hoe een koning die de overwinning heeft behaald, de krijgsgevangenen weg laat voeren, waarbij niet de krijgsgevangenen, maar de overwinnaar de route bepaalt. Het woord wordt ook wel vertaald als regeren, leiden, in de toom houden of iemand onder controle houden. Het is een sterke uitdrukking dat zonder twijfel zegt wat het betekent— dat de Heere de weg bepaalt van hen die van harte in Hem geloven, en in zal grijpen in de omstandigheden naar Zijn heerlijke, wijze goede en volmaakt wil.

Deze bekende gedeelten uit het Oude Testament tonen onmiskenbaar aan dat wij de directe leiding van God moeten zoeken in grote levensbesluiten en niet zozeer in de alledaagse dingen. De aantijging dat het onmogelijk is om te bepalen welke beslissingen wij zelf nemen en welke wij aan God over moeten laten, komt door een gebrek aan kennis over de woorden ‘wegen en richtingen’ in de Bijbel.

Teksten over leiding in het Nieuwe testament

Hoe zit het met het Nieuwe Testament? Is het waar wat de schrijvers van de nieuwe visie zo stellig beweren, dat er geen beloftes in staan dat God Zijn kinderen wil leiden? Wij hebben het volmaakte voorbeeld van de Zaligmaker al besproken, die Zichzelf aan de wil van Zijn Vader onderwierp als onze Middelaar. Het onderscheid tussen de grote besluiten in ons leven of de alledaagse dingen, kunnen wij zien in de woorden van de Zaligmaker, opgetekend in Mattheüs 6 vers 25: ‘Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten en wat gij drinken zult, noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding?’ Het doel van deze tekst leert ons de juiste prioriteiten te stellen, dat God het belangrijkste moet zijn in ons leven en dat wij onderscheid moeten leren maken tussen de dingen van het Koninkrijk en aardse zaken. Wij zouden ons geen zorgen moeten maken over voedsel en kleding, of wat wij morgen moeten doen, maar veel meer —hoe wij de Heere gehoorzaam zijn.

De Heere zegt ons dat wij als christenen onze verantwoording moeten kennen in de omgang met de praktische dingen van het leven van elke dag. Wij worden gewaarschuwd om ons niet teveel zorgen te maken over deze dagelijkse, aardse dingen, maar eenvoudigweg gewetensvol en godvrezend onze beslissingen hierin te nemen. Wij kennen de voorschriften van de Heere, de regels uit het Woord zijn elders besproken— wees niet hebzuchtig, wees niet hoogmoedig, leef niet overdadig, wees niet wereldgelijkvormig, enzovoort. De zaken die betrekking hebben op de toestand van de ziel, de dienst aan God en het overgeven van ons leven aan de Heere, vragen een geheel andere benadering, omdat het geen praktische dingen van elke dag betreffen, maar grote dingen zijn die invloed hebben op onze levensweg. Wij moeten hierin zoeken naar de leiding van God.  

In Handelingen 13 vers 2 en 3 zien wij hoe de eerste zendelingen vanuit Antiochië worden uitgezonden op een direct besluit van de Heere Zelf. Terwijl de leiders van de kerk ‘de Heere dienden en vastten’, zei de Heilige Geest tegen hen: ‘Zondert Mij af beide Bárnabas en Saulus tot het werk waartoe Ik hen geroepen heb.’ Gelovigen hebben hier eeuwenlang de uitleg aangeven dat je door God geroepen moet zijn om in Zijn dienst te staan. Van een zendeling werd ook verwacht dat hij deze roeping voelde en dat hij een sterk verlangen moest hebben naar dit werk. Bovendien was er goedkeuring nodig van de leiders van de gemeente, nadat zij gekeken hadden of de persoon geschikt was voor de taak, er een gave voor had en zich hierop had voorbereid.

De voorstanders van de nieuwe visie zien de roeping van Barnabas en Saul echter ook als een op zichzelf staande gebeurtenis. Zij nemen aan dat alleen zij een speciale roeping ervoeren, omdat zij de eerste zendelingen waren. Zij stellen ook dat hun roeping uniek was omdat God direct en bovennatuurlijk communiceerde, aangezien dat nu niet meer voorkomt. Zij concluderen hiermee dat men geen persoonlijke roeping meer nodig heeft om zendeling te worden. Men kan simpelweg naar eigen inzicht de meest geschikte persoon uitzenden.

Deze nieuwe rationele benadering voor het verkiezen van Gods dienaren onderbouwen zij met de vreemde bewering dat Paulus de Heere niet om leiding vroeg voordat hij op zendingsreis ging, zijn tweede zendingsreis (Handelingen 15 vers 36) bijvoorbeeld, of toen hij besloot om zich af te scheiden van Barnabas, of toen hij Silas uitkoos als medearbeider (Handelingen 15 vers 39 en 40). Zij zeggen dat Paulus, als een verstandig en volwassen christen, zelf deze beslissingen nam.

Deze schrijvers beweren dat Paulus Timótheüs uitkoos om hem tijdens zijn zendingsreis te vergezellen vanwege de goede aanbevelingen die hij over hem hoorde en omdat hij indruk op hem had gemaakt. Friesen en Maxson zeggen: ‘Opnieuw wordt duidelijk dat de beslissing niet op een roeping was gebaseerd, maar dat het op basis van geestelijke kwaliteiten genomen was’. Toch lijken deze schrijvers geen kennis te hebben van 1 Timotheüs 4 vers 14, waar wij kunnen lezen dat Timotheüs door God geroepen was, en hoe Hij dat bekend had gemaakt aan de leiders van de kerk, en niet— dat hij gekozen was vanwege zijn bekwaamheid. Deze tekst maakt in een klap de vele pagina’s met verkeerde uitleg en de argumenten die zij aanvoeren ongeloofwaardig.

Het zou teveel vragen om alle onjuiste argumenten te weerleggen waarvan de tegenstanders van de traditionele visie op leiding zich bedienen, maar de voorbeelden die wij gegeven hebben, spreken voor zich. Waar de Bijbel niet expliciet zegt dat Paulus zocht naar Gods leiding in het leven, voelen de schrijvers zich vrij om aan te nemen dat hij dat niet deed en zijn daar stellig in. In hun ogen vond Paulus het niet nodig om te zoeken naar de wil van God over zijn reizen, of in de benoeming van ‘helpers’, maar was het aan hem om verstandige beslissingen te nemen. De gedeeltes in de Bijbel die wel benadrukken dat God de hand had in de besluiten van Zijn dienaren, wuiven zij weg als een eenmalige gebeurtenis. Maar zo horen wij de Schrift niet uit te leggen! Wij moeten protesteren tegen deze menselijke en rationele benadering van de geschiedenissen in Gods Woord omdat de boodschap daardoor in verdrukking komt. Het toont aan dat deze schrijvers vrij willen zijn in het maken van hun keuzes en het christelijke leven naar eigen believen wensen in te vullen.

Terugkomend op Handelingen 13 vers 2 zien wij iets dat betrekking heeft op de kerk van alle tijden, en dan niet de manier waarop God Zijn wil bekend maakt, maar wel het principe dat Zijn wil doorslaggevend is in al de benoemingen die plaatshebben in de kerkelijke gemeente. Het was Gods wil dat zendelingen zouden worden uitgezonden, en Hij koos Zelf ieder van hen persoonlijk uit. Omdat de zendelingen wisten dat God hen geroepen had, konden zij er zeker van zijn dat hun werk goed was, welke moeilijkheden er ook op hun pad zouden komen. Met deze zekerheid zouden zij ook niet zomaar het werk opgeven. Zij zagen zichzelf als mensen die door de Allerhoogste God persoonlijk geroepen waren en door Hem werden beschermd.

Paulus over leiding

Het zou goed zijn om naar Paulus te luisteren, die als prediker kon zeggen: ‘Ik dank Christus Jezus onze Heere, die mij bekwaam heeft gemaakt… en mij deze bediening gegeven heeft’. Hij koos niet zelf voor dit werk, maar de Heere gaf hem dat. Ergens anders zegt hij met vergelijkbare woorden: ‘Ik ben aangesteld als prediker, en als apostel en als leraar voor de heidenen.’ Elke getrouwe dienaar is door God aangesteld, en zo kon Paulus zeggen tegen Timotheüs: ‘dat goede dat aan u was toevertrouwd, bewaar dat door de Heilige Geest…’ Timotheüs was geroepen, niet alleen door zijn medegelovigen, maar door de Heere van de oogst.

De hele geschiedenis van Paulus’ zendingsreizen getuigt van een voortdurende leiding en besturing door de Heilige Geest. In Handelingen 16, bijvoorbeeld, lezen wij dat Paulus en Silas door de Heilige Geest werden verhinderd om het Woord in Azië te prediken’. Toen zij naar Bythinië probeerden te gaan, ‘liet de Geest het hen niet toe’. Erna kwam het visioen van de Macedonische man en werd het hen duidelijk dat zij het evangelie daar moesten prediken. Op alle cruciale momenten waarop belangrijke beslissingen genomen moesten worden, wordt de leiding van God genoemd. Is dat geen les voor ons? Nee, zeggen de leraars van de nieuwe visie. Ja, zegt de Bijbel. De manier waarop God Zijn wil bekend maakt, is anders, omdat wij niet zoals de apostelen directe stemmen en visioenen ontvangen, maar het principe blijft. Wij bidden ijverig, en onderwerpen ons aan Gods leiding, die ons duidelijk wordt als wij de dingen op een verstandige manier afwegen, en de omstandigheden ons wijzen in de juiste richting. (Wij gaan hier later nog uitgebreider op in.)

Paulus dient ons als gezaghebbend voorbeeld, aangezien verschillende teksten ons erop wijzen om zijn voorbeeld te volgen, niet alleen als het gaat over de manier waarop de kerk wordt georganiseerd, maar ook hoe wij om moeten gaan met geestelijke zaken.[3] De boodschap in Handelingen is helder en duidelijk, ‘Onderwerp uzelf aan de leiding van God in de belangrijke beslissingen van het leven en in de geestelijke zaken’. Handelingen 16 laat ons overduidelijk zien dat Paulus er met heel zijn hart naar zocht om gehoorzaam de Heere te volgen bij het nemen van beslissingen.

Paulus’ voorbeeld onderwijst ons dat wij altijd op de plek moeten zijn waar God ons hebben wil, en hij hamert er voortdurend op dat wij Gods wil moeten zoeken en eren. In Handelingen 18 vers 21 horen wij hem in een afscheidspreek tot de gemeente van Efeze zeggen: ‘Ik moet ganselijk het toekomende feest te Jeruzalem houden; doch ik zal tot u wederkeren, zo God wil.’ Zij die de nieuwe visie leren, zeggen dat Paulus zijn beslissingen nam door zijn verstand te gebruiken, maar dat hij altijd bereid was om zich uiteindelijk te schikken in Gods wil. Zij zeggen dat Paulus in deze tekst bedoelt te zeggen: ‘Ik zal terugkomen, maar als dat mij niet lukt, dan weten jullie dat de Heere andere plannen met mij had.’ Hiermee ontdoen zij de woorden van Paulus van hun echte betekenis, dat als God hem terugstuurt, hij zal gaan. In het christelijke leven is de wil van God van grote en bijzondere betekenis.

Neem nu de benoeming van de kerkelijke dienaren, waarin wij opnieuw het zoeken naar Gods leiding tegenkomen. In Handelingen 20 vers 28 schrijft Paulus aan de ouderlingen van de gemeente van Efeze: ‘Zo hebt dan acht op uzelf, en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden…’ Niet de gemeente, maar de Heilige Geest had deze ouderlingen aangesteld. Het was Zijn besturing, en niet te danken aan menselijk inzicht. Als wij vandaag de dag ouderlingen aanstellen, moet dat met veel gebed om hulp en leiding gepaard gaan, waarbij wij de aanwijzingen van de Schrift opvolgen en afwegen of de kandidaat geschikt is. Wij kunnen niet leunen op mensen die vanuit een belangrijke positie beslissingen mogen nemen, maar wij kunnen dat alleen doen met een ootmoedig hart en in volkomen afhankelijkheid aan God.

Een ander Schriftgedeelte wat overduidelijk aangeeft dat wij Gods bijzondere leiding nodig hebben, is 2 Korinthe 6 vers 14 tot en met 18, waarin gelovigen worden opgeroepen om zich af te scheiden van afgoderij en andere vormen van godsdienstige vermenging. Het slot van het gedeelte is een geweldige belofte, waar vers 18 zegt: ‘En Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Heere, de Almachtige.’ De rol van de vader in de oosterse cultuur maakt het onderwerp van goddelijke leiding zo heel duidelijk. Daar heeft de vader veel meer verantwoordelijkheden als hoofd van de familie, dan een moderne westerse vader. Als God belooft dat Hij de volmaakte Vader zal zijn, heeft Hij deze oosterse vader op het oog.

Deze analogie helpt ook antwoord te geven op de vraag of God een bijzonder en specifiek doel heeft met ons leven. De natuurlijke vader in Bijbelse tijden gaf met veel gezag leiding aan zijn familie en nam alle belangrijke beslissingen voor hen. De Heere had deze manier van vader-zijn op het oog, als Hij belooft dat Hij leiding zal geven aan Zijn aardse kinderen. Hij zal leiding geven in grote levenszaken en de uiteindelijke beslissing hierin is dus aan Hem. Als jonge mannen uit een oosterse familie weggingen om schapen te hoeden, vroegen zij hun vader niet om raad bij alledaagse dingen, maar deden dat op eigen initiatief. Zij werden boeren, wijngaardeniers, koopmannen, bekwaamden zich in het verven van kleding, werden handwerkers, enz. Hierin namen zij zelfstandig een besluit, en hadden daar ook het recht toe. Maar als het ging om de grote zaken, zoals het kiezen van een woonplaats, welk beroep zij uit zouden oefenen, en met wie zij zouden trouwen, raadpleegden zij altijd de vader, als hoofd van de familie, en zijn beslissing was doorslaggevend. Zo moet het met ons ook zijn in relatie tot onze hemelse Vader.

Geen vrije keus, wel gehoorzaamheid

Deze nieuwe benadering van het zelf willen bepalen hoe men tot een keuze of beslissing komt, wordt sterk veroordeeld in Jakobus 4 vers 13-15 waar wij kunnen lezen: ‘Welaan nu u die daar zegt: Wij zullen heden of morgen naar zulk een stad reizen, en aldaar een jaar overbrengen, en koopmanschap drijven en winst doen; U die niet weet wat morgen geschieden zal. Want hoedanig is uw leven? Want het is een damp, die voor een korte tijd gezien wordt en daarna verdwijnt. In plaats dat u zou zeggen: Indien de Heere wil en wij leven zullen, zo zullen wij dit of dat doen.’ Het gaat hier om christelijke mannen die ver van huis handel dreven en daar een jaar voor uittrokken zonder hierin de Heere om raad te vragen. Zij waren alleen uit op winstbejag en besloten zonder omhaal om dit plan ‘vandaag of morgen’ tot uitvoer te brengen. Een jaar duurt lang, en heeft grote gevolgen voor het kerkelijk meeleven, om het maar helemaal niet over het gezinsleven te hebben. Het afwezig zijn vanwege zakendoen is nogal wat en moet zorgvuldig in gebed worden afgewogen, waarbij het verlangen moet zijn om door de Heere geleid te worden.

Ze lieten niet alleen na om aan hun plannen ‘zo de Heere wil’ toe te voegen, maar deze zakenmensen werden door Jakobus ook verweten dat zij geen respect hadden voor de soevereine wil van God. (Friesen en Maxson benoemen alleen het eerste, en doen daarmee af aan de waarschuwing die Jakobus geeft). De woorden van Jakobus herinneren gelovigen eraan dat zij de wil en besturing van God in alle grote dingen in het leven moeten zoeken.

Jakobus veroordeelt gelovigen voor zelfbeschikking, door dit zonde te noemen. Hij zegt: ‘Maar nu roemt u in uw hoogmoed; alle zodanige roem is boos. Wie dan weet goed te doen en niet doet, dien is het zonde’ (Jakobus 4 vers 16 en 17). God gaat Zijn eigen weg met ieder van ons in het leven, en wij moeten dat eren door Hem om leiding te vragen. Wij hebben er van tevoren vaak geen zicht op hoe de weg zal gaan, maar als wij Hem om raad vragen en onze weg aan Hem toevertrouwen, dan mogen wij er zeker van zijn dat Hij met Zijn almachtige Hand ons leven zal besturen.

Een laatste tekst die wij aan willen halen is 1 Petrus 5 vers 6 en 7 waar wij lezen: ‘Vernedert u dan onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd. Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.’ Soms wordt het woord bekommernis vertaald met angst. Het Griekse woord hiervoor komt van een werkwoord met de betekenis: verschillende kanten opgetrokken worden (verschillen/ verdelen/ in tweeën delen). Het suggereert een wirwar aan gedachten die met elkaar in botsing komen, waarbij je niet meer weet welke kant je op moet. Een vertaler probeerde de betekenis ervan in zijn vertaling uit te laten komen door het als volgt weer te geven: ‘al uw verwarrende gedachten op Hem werpend’. Achter dit woord schuilt een staat van verwarring waarin zorgen en verlangens je uit je evenwicht brengen.

Hetzelfde Griekse woord komt terug in de gelijkenis van de zaaier, waarin het zaad dat tussen de doornen was gevallen, duidt op de hoorder die verstrikt is in de ‘zorgen van deze wereld’. Er woedt een strijd in zijn gedachten, terwijl de rijkdom en voorspoed van de wereld aan hem trekken. De ‘zorgen van deze wereld’ gaan niet over de moeite ervan, maar duiden op de verleidingen van de wereld. Paulus gebruikt hetzelfde Griekse woord in 2 Korinthe 11 vers 28. Als hij opsomt welke moeiten en zwakheden hij doorstaan moest, heeft hij het vooral over dat wat hem dagelijks bezwaarde—‘de zorg voor alle gemeenten’. Hij zegt niet dat zijn werk voor de gemeenten hem zwaar of moeilijk viel, maar wel dat de moeilijkheden en problemen in de gemeenten hem voortdurend in verwarring brachten.

Het woord ‘zorg’ in 1 Petrus 5 heeft de betekenis in zich dat je voortdurend alle kanten opgetrokken wordt. Het wijst op een verdeelde, verwarde en onzekere geest, en dit heeft speciaal betrekking op de complexe besluiten die er in het leven genomen moeten worden. In zulke situaties mogen wij alle onzekere en onduidelijke gedachten en gepieker op Hem werpen, omdat wij weten dat Hij voor ons ‘zorgt’ (een ander Grieks woord wat betekent dat Hij zich in ons interesseert). Dit betekent natuurlijk niet dat wij het biddend overdenken van de dingen na kunnen laten, zoals de Schrift ons dat leert, maar dat de beslissing uiteindelijk in Gods hand ligt.

Wat is dit bemoedigend onderwijs, dat God een speciaal doel met ons heeft! Het zegt hoe Hij ons liefheeft en over ons waakt en het benadrukt de bijzondere gemeenschap die wij met Hem hebben. Het geeft ons een bevestiging van het feit dat elk onderdeel van onze levensreis een doel heeft, evenals elk kruispunt op onze levensweg, en dat het niet voor niets is geweest als wij Zijn wil zoeken. Dit is een verootmoedigende gedachte en zet ons aan om met alles wat in ons is gehoorzaam te zijn aan de wil van God.

De nieuwe visie op leiding vertroebelt het zicht van de gelovige dat Christus ons leven als Heere toekomt in ernstige mate. Als men Zijn gezag en leiding verwerpt, wordt zelfbeschikking al snel de regel. Wij wekken niet de suggestie dat zij die deze nieuwe visie verkondigen, met opzet dit ‘heer zijn’ van Christus aanvallen, maar dat is wel de uitwerking van wat zij leren. Niet toegewijde christenen vinden dit maar al te prachtig omdat zij zich niet met heel hun hart aan de Heere willen geven.

Het is maar al te verleidelijk om ons hiermee in te laten, in deze dagen van grote verleiding en verzoeking. Deze nieuwe visie maakt ruim baan voor eigen inzichten door te zeggen—‘doe wat je wilt en waar jij je goed bij voelt’. Helaas lijken veel dingen (zolang zij moreel en ethisch verantwoord zijn) als wij verzocht worden best door de beugel te kunnen. In verzoeking zijn wij geneigd om alles wat ons verlichting geeft te rechtvaardigen, of dat nu door middel van ontspanning, gemak of overdaad is. De nieuwe visie geeft ons over aan de tirannie van ons ik, met als gevolg een afwezige Heere, zodat er geen plaats meer is voor de gehoorzaamheid aan Hem. Het is juist een van de grootste zegeningen in het leven van genade dat de Heere een speciaal doel met ons leven heeft, en dat moedigt ons aan om godzalig te leven. Wij moeten altijd gewillige en blijmoedige onderdanen zijn van de Koning der Koningen, want dat is een groot en heerlijk voorrecht.


[1] Multnomah Press, Portland, Oregon

[2] Moody Press, Chicago

[3] 1 Korinthe 4 vers 16; 11 vers 1 en 2; Filippenzen 3 vers 17; 1 Thessalonicenzen 1 vers 6; 2 Thessalonicenzen 3 vers 9.